Het Egyptisch scheppingsverhaal

 

Er bestaan meerdere versies van het Egyptisch scheppingsverhaal.

Elk belangrijk religieus centrum had zijn eigen verhaal waarin de lokale god als de schepper van de kosmos werd beschouwd.

 

Van Aards Paradijs tot Hemelrijk

De verschillende scheppingsverhalen zijn pogingen om het complexe fenomeen van het ontstaan van de wereld te omschrijven. De schepper is steeds ontstaan uit zichzelf (kheper djesef); hij is man en vrouw, vader en moeder. Hij is de Ene, oorsprong van de Velen.

Na de schepping leefden goden en mensen samen in een paradijselijke wereld. Dank zij de permanente aanwezigheid van de zonnegod was er nog geen wisseling van dag en nacht en ook de dood bestond nog niet.

Toen de zonnegod verouderde kwam de mensheid in opstand. Re liet een deel van hen vernietigen, een deel bleef in leven (vgl. met het verhaal van de zondvloed in de Bijbel).

De zonnegod (was het beu) en verliet de aarde; hij steeg op ten hemel op de rug van de hemelkoe, gevolgd door de goden; enkel Osiris bleef op aarde.

Het paradijs ging verloren, de eeuwigdurende dag maakte plaats voor de cyclus dag/nacht en de mens werd sterfelijk. Enkel door de dood werd het “hemelrijk” toegankelijk.

Scheppingsverhaal van Heliopolis

In dit oudste scheppingsverhaal beschrijft men de schepping als een evolutionair proces dat veel gelijkenis vertoont met onze huidige oerknaltheorie.

In het begin was er niets tenzij de Noen, een onbegrensde oceaan van vloeibare “oerstof”, waaruit alle latere elementen zullen geschapen worden. In dit oerwater drijft de schepper Atoem, die uit zichzelf is ontstaan, hij is de Monade, de Enige. We kunnen hier spreken van een “oermonotheïsme” omdat de veelheid van de schepping ontstaan is uit het werk van die “Ene”.

Bij zijn schepping creëert Atoem als eerste element van de kosmos de “oerheuvel”, een hooggelegen plek die opduikt uit de oeroceaan. Vanaf deze oerheuvel zal hij de rest van het universum scheppen.

De androgyne schepper creëert door masturbatie de lucht en de vochtigheid, in de gedaante van het godenpaar Sjoe en Tefnoet; hiermede begint de differentiatie van het mannelijk en het vrouwelijk element en kan de schepping worden verder gezet; deze goden scheppen op hun beurt de aarde en de hemel, als de goden Geb en Noet.

Geb en Noet schenken het leven aan twee godenparen: Seth en Nephtys en Osiris en Isis, die zelf het kind Horus hebben.

Scheppingsverhaal van Hermopolis

In Hermopolis schiep de lokale hoofdgod Thot de kosmos, samen met een groep van vier paren oergoden (de ogdoade):

  • Noen en Naunet (oerwateren),
  • Amon en Amonet (lucht en verborgen kracht),
  • Kek en Keket (duisternis) en
  • Heh en Hehet (eindeloosheid).

Op de oerheuvel die uit het de oeroceaan opsteeg plaatste Thot een ei waaruit de zon oprees, het begin van de schepping.

Scheppingsverhaal van Memphis

In Memphis is het de god Ptah die de schepping in zijn hart bedacht en met de tong uitsprak. Net als in de bijbel wordt de schepping hier door het woord gerealiseerd.

Scheppingsverhaal van Saïs

In Saïs is het de godin Neith die onder de vorm van de hemelkoe (Mehet-weret) “de grote zwemster”, uit de Noen opduikt met de zonnegod Re tussen de horens. De zon bepaalt door haar licht de ruimte en door haar loop de tijd.

Scheppingsverhaal van Esna

In Esna heeft de god Chnoem de wereld op zijn pottenbakkerswiel geschapen en dit instrument in de buik van de vrouwen geplaatst opdat ze de scheppingsdaad zouden kunnen voortzetten.

Terug tot de chaos

In bovenstaande scheppingsverhalen schept de schepper: of uit zijn zaad, of door zijn woord, of door het werk van zijn handen.

Volgens de Egyptenaren was de wereld begrensd in tijd en ruimte. Dit vroege inzicht is door de moderne kosmogonie niet weerlegd maar gepreciseerd.

Op het “einde van de tijd” zullen hemel en aarde zich weer verenigen, dan eindigt de kringloop van de zon en hiermee het leven op aarde, het oerwater en de oerduisternis beheersen opnieuw het heelal, enkel de schepper overleeft en keert als oerwezen terug in de chaos waaruit hij was voortgekomen

Voorstelling van de Kosmos

De Egyptenaren stelden zich de aarde voor als een schijf. Het zijn pas de Grieken die tot inzicht kwamen dat de aarde bolvormig was. In de 3de eeuw v.C. berekende de Eratosthenes, van de Alexandrijnse wetenschappelijke school, de omtrek en de omvang van de aarde.

Volgens de Egyptenaren was de aardschijf omgeven door het oerwater Noen. Boven de aarde bevond zich het hemelgewelf dat werd gevormd door het lichaam van de hemelgodin Noet die zich boog over de aarde; haar handen en voeten raakten het aardoppervlak. Gedurende de dag voer de zonnegod in zijn “dagbark” langs het hemelgewelf, 's avonds slikte Noet de zon in om hem de volgende ochtend weer ter wereld te brengen. Gedurende de nacht was Re door haar lichaam getrokken op zijn “nachtbark”. Op dezelfde manier doorkruisten overdag de sterren het lichaam van de hemelgodin.

De tempel als voorstelling van de kosmos

De tempels uit de Grieks-Romeinse Tijd, geven ons een concrete voorstelling van het Egyptisch beeld van de kosmos:

  • De “golvende” omheinigsmuur beeldt het oerwater (de Noen) uit.
  • De hoger gelegen vloer van het allerheiligste staat symbool voor de oerheuvel die uit het oerwater oprees.
  • Vanaf de vloer van de tempel, (de aarde), daalt men af in de onderaardse crypten die de onderwereld voorstellen.
  • De reusachtige pyloontorens, waardoor men het tempeldomein betreedt, stellen de heuvels van de horizon voor waartussen de zon opkomt en weer ondergaat.
  • Uit de bodem van de hypostyle zalen (oermoeras) ‘groeien’ papyrus- en lotusachtige zuilen; ze staan symbool voor de hemelpilaren en dragen het tempeldak bezaaid met de sterren van de nachtelijke hemel, of voorstellingen van Noet, de hemelgodin, of van valk- en giergodheden.

De continue schepping

Het moment van de schepping noemen de Egyptenaren Sep Tepi (de eerste keer). De schepping  is geen eenmalige gebeurtenis maar herhaalt zich onophoudelijk: het ritme van dag en nacht, de jaarlijkse Nijloverstromingen, de opeenvolging van koning na koning, enz.

Door de schepping is de Noen teruggedreven tot de grenzen van de kosmos, maar de chaotische machten erin vervat blijven onafgebroken de geordende schepping bedreigen. Om deze af te wenden en de kosmische wereldorde in stand te houden moeten dagelijks cultusrituelen in de tempel worden volbracht. Het is een van de belangrijkste taken van de koning (als degene die het eigenlijke ritueel voltrok), om de wereldorde daadwerkelijk te verzekeren.

Op de wanden van de tempels wordt de koning in zijn strijd tegen de chaos afgebeeld; de koning slaat de vijanden neer, de koning gaat op jacht tegen wilde dieren (chaos), de koning richt de djed-pijler op (verzekert de stabiliteit), enz.

De Egyptenaren waren er zich eveneens van bewust dat naast een begin (Sep Tepi), ook een einde aan de wereld zou komen. Atoem zegt hierover in een passage van het Dodenboek: ”Ik zal alles wat ik geschapen heb vernietigen. De wereld zal weer verzinken in het oerwater, zoals in het allereerste begin”

Einde pagina, terug naar boven

Bronvermelding:

James P.Allen: Het ene en het vele, in "Het Geheime Egypte".

Günter Burkard: Voorstelling van de kosmos, in ‘Egypte, het land van de farao’s’

René Preys: De schepping van de wereld volgens de Egyptenaren in "De Scriba" 1/1992

Marleen Reynders : "3000 jaar Oud-Egyptische beschaving".